De stedelijke expansie in Holland vond plaats in symbiose met de ontwikkeling van het platteland. De bloei van het platteland met de vele niet-agrarische activiteiten, stimuleerde de groei van de steden.
De sterke bevolkingsgroei zorgde ervoor dat de behoefte aan voedsel toenam en de druk en de behoefte aan landbouwgrond groter werd. Omstreeks 1400 schommelde het inwonertal van de acht grootste Hollandse steden tussen de 3.000 en 8.000, omstreeks 1560 tussen de 12.000 en 16.000 (Amsterdam 27.000). Omstreeks 1525 woonde een kwart van de Nederlandse bevolking in steden. Door de stormachtige stedelijke groei in de 17de eeuw steeg het percentage omstreeks 1675 tot zestig (!) procent ten opzichte van het landelijk gebied.